Hoe werkt het in de archeologie? Booronderzoek

Ik krijg vaak de vraag hoe het nu exact werkt met archeologisch onderzoek. Ik heb daar al 3 jaar geleden heel kort door de bocht een antwoord op proberen te geven. Maar ik ben ondertussen wijzer geworden en dat artikel dekt gewoon de lading niet. Het hele archeologische bestel is ingewikkeld en heel uitgebreid. In het vorige artikel heb ik het gehad over de vergunningsaanvraag en het bureauonderzoek. In dit artikel neem ik jullie mee in de vervolgstap. Namelijk het booronderzoek.

De volgende stap

In de vorige artikelen heb ik beschreven dat archeologisch onderzoek een onderdeel is van de vergunningsaanvraag voor een omgevingsvergunning. Wanneer archeologisch onderzoek noodzakelijk is dan wordt er vaak eerst een bureauonderzoek uitgevoerd. In een bureauonderzoek een archeologische verwachting opgesteld aan de hand van bodemkaarten, historische kaarten en voorafgaand onderzoek.

De volgende stap is dan een inventariserend veldonderzoek of zoals archeologen het noemen een IVO. Er bestaan verschillende soorten IVO’s, maar in dit artikel richt ik me op de booronderzoeken.

Booronderzoek in verschillende smaken

Het booronderzoek is officieel de vervolgstap na een bureauonderzoek en het meest gebruikte verkennend veldwerk in de archeologie. Veel gemeentes willen tegenwoordig een bureauonderzoek en booronderzoek gecombineerd hebben. Dit komt omdat op basis van alleen een bureauonderzoek vaak geen uitspraak gedaan kan worden. Het scheelt tijd en geld om deze twee rapporten samen te vatten in één rapport.

In het booronderzoek kennen we ook weer drie verschillende smaken. Eigenlijk zijn het drie vormen van onderzoek die elkaar opvolgen. Hier onder beschrijf ik de verschillende vormen van booronderzoek.

Verkennend booronderzoek

Als eerste heb je een verkennende boring. Bij een verkennende boring worden er maar een paar boringen gezet. Vaak zijn dit er 6 per hectaren. Het doel is te kijken of de bodemopbouw nog intact is of juist verstoord. Als de bodem nog intact is dan is de archeologie er ook nog aanwezig. Daarom is de bodemopbouw heel erg belangrijk om de kans te berekenen of de archeologie nog aanwezig is. Als de bodem nog intact is en uit het bureauonderzoek blijkt het gebied een hoge verwachting te hebben dan kan het bevoegd gezag meteen verdergaand onderzoek verplichten. Hetzelfde geld als de bodem verstoord blijkt te zijn.

Hier is te zien hoe de bodemopbouw er uit ziet. Het donkere grond ligt bovenop het gele zand zoals je dat verwacht.
Karterend booronderzoek

Het verkennende booronderzoek kan worden opgevolgd door een karterend booronderzoek. Bij een karterend booronderzoek worden er ongeveer 10 tot 20 boringen per hectaren gezet. Het doel is om een archeologische vindplaats te vinden. Daarom worden de boringen gedaan met een grote boor. De archeologen kijken of er stukjes houtskool, bot, vuursteen of aardewerk in de grond zitten. Dit zijn namelijk indicatoren voor een archeologische vindplaats.

Nadat het booronderzoek is uitgevoerd worden de resultaten in een rapport vastgelegd. Dit gebeurd bij alle onderzoeken die archeologen doen. We zitten namelijk een groot deel van onze tijd achter de computer. Net als bij het verkennend booronderzoek kan het bevoegd gezag meteen verdergaand onderzoek verplichten. Of het gebied kan worden vrijgegeven.

Waarderend booronderzoek

De laatste vorm van archeologische booronderzoek zijn waarderende boringen. De bedoeling van dit onderzoek is te kijken waar de archeologische vindplaats ligt. Verder kijken we naar de aard en omvang van de vindplaats en uit welke periode deze dateert. Ook kijken we naar de conservering, gaafheid en kwaliteit van de vindplaats.

Mijn ervaring is dat dit type onderzoek niet zo heel veel voorkomt. Maar dat kan ik natuurlijk fout hebben, zolang werk ik nog niet in de archeologie. Laat het me weten als jij hier meer over weet, want ik ben benieuwd. Mijn ervaring en dat van mijn collega’s is dat de bevoegde overheid vaak een verkennende booronderzoek laten opvolgen door een karterende boring. En dat dan meteen laten opvolgen door een proefsleuven onderzoek. De redenering die ik daar bij ken, is dat als je weet dat er een vindplaats is en je weet ongeveer waar deze is dan moet er toch een proefsleuven onderzoek komen. Het scheelt dan weer tijd, geld en werk om het waarderend onderzoek over te slaan. Maar zoals ik al zij heb jij andere ervaring laat het me weten.

En dan verder

Zoals ik in een eerder artikel al eens schreef is het niet aan de archeoloog, maar aan het bevoegd gezag wat er moet gebeuren met de archeologische resten. Na een booronderzoek kan een gebied vrijgegeven worden omdat er geen of erg verstoorde archeologie aanwezig is. Er kan verder inventariserend onderzoek worden verplicht zoals een proefsleuven onderzoek. Als de situatie daarom vraagt kan het bevoegd gezag (vaak de gemeente) in overleg met de opdrachtgever (de persoon die archeologisch onderzoek moet laten uitvoeren) er voor kiezen om van de gewoonlijke route af te stappen. En dan direct een volledige opgraving uit te voeren of de werkzaamheden archeologisch te begeleiden. Hierover komen nog artikelen. 😉

Geef een reactie