In het vorige artikel dat ik publiceerde over mijn scriptie schreef ik dat mijn scriptie af was. In dit artikel wil ik jullie vertellen over de resultaten van mijn onderzoek en waar nog vragen onbeantwoord zijn gebleven.
Mijn scriptie
Ik ben deze website ooit begonnen omdat ik niet wou dat mijn bachelor scriptie ergens in een la zou verdwijnen. En met die insteek heb ik ook een serie geweid aan mijn scriptie. Nu heb ik het goede nieuws gekregen dat mijn scriptie is beoordeeld en ik ben geslaagd. In dit artikel laat ik jullie de resultaten van mijn harde werk zien.
Het onderwerp
Voor mij was het heel belangrijk dat mijn scriptie iets zou bijdragen aan de archeologie. Omdat ik zelf een grote voorliefde heb voor de archeologie van de middeleeuwen en nieuwe tijd heb ik aan de archeologen van de gemeente Zutphen gevraagd of zij een onderwerp hadden waar ik mijn scriptie over kon schrijven. En ze gaven me een heel leuk en interessant onderwerp om mijn scriptie over te schijven.
Het was de archeologen van de gemeente Zutphen namelijk opgevallen dat de materiële cultuur uit de 13e en 14e eeuw in Zutphen heel anders is dan die in Deventer. En dit vonden ze een beetje vreemd. Voor wie het niet weet Zutphen en Deventer zijn twee steden die vlak bij elkaar liggen, ongeveer 20 km van elkaar af. Alle bij de steden liggen aan de rivier de IJssel. En alle bij de steden waren in de 13e en 14e eeuw lid van de Hanze en waren dus handelssteden. En toch zat er verschil tussen de materiële cultuur van deze twee steden. Dus de vraag was hoe kan dat?
De onderzoeksvragen
In mijn scriptie ga ik onderzoeken in welke maten de steden Zutphen, Deventer, Dordrecht en Oldenzaal deelnamen aan de (inter)regionale handel. Hiervoor kijk ik alleen naar het aangetroffen vaatwerk, de gebruiksgoederen van aardewerk, glas, metaal en hout. Ik wil weten:
Welke verschillen zijn er in het vaatwerk tussen deze verschillende steden? Waar komt het vaatwerk vandaan? Via welke handelsnetwerken liep de handel in het vaatwerk? En welke verklaringen zijn er voor de verschillen?
Hoe deed ik mijn onderzoek
Mijn onderzoek bestaat uit twee delen. Een synthetiserend onderzoek aan de hand van opgravingsrapporten en een literatuuronderzoek naar herkomstgebieden en handelsroutes.
Als eerste heb ik archeologische rapporten uit Zutphen, Deventer, Dordrecht en Oldenzaal bij elkaar verzameld. In deze rapporten heb ik gezocht naar vondstcomplexen uit de 13e, 14e of 15e eeuw. Uiteindelijk bleven er 50 rapporten over waaruit 96 vondstcomplexen overbleven die dateerde uit de 13e tot 15e eeuw.
De 96 vondstcomplexen bestaan samen uit 17743 vondsten. Om het onderzoek goed te kunnen uitvoeren heb ik een database gemaakt waarin ik alle vondsten kan ordener en de achtergrond informatie van de opgravingen aan kan koppelen.
De resultaten
Ik zal jullie een lange een misschien saaie verhandeling van mijn scriptie besparen en nu meer vertellen over de resultaten van mijn scriptie.
Mijn onderzoek richt zich op de herkomst van geïmporteerd vaatwerk. Het eerste wat ik heb gedaan is het bepalen waar het vaatwerk werd geproduceerd. In veel van de opgravingsrapporten stond hierover al het een en ander beschreven. Maar vooral voor het aardewerk kon aan de hand van het type worden besloten in welk gebied het aardewerk was gemaakt.
De herkomstgebieden konden in twee groepen worden ingedeeld. Import vaatwerk en lokaal geproduceerd vaatwerk. Aangezien mijn onderzoek kijkt naar de handel heb ik vooral naar het geïmporteerde vaatwerk gekeken.
Data verwerken
Door dat ik alle verzamelde data in een database had geplaatst kan ik de database de opdracht geven om mij alleen al het geïmporteerde vaatwerk te laten zien. Dit kon ik dan weer exporteren naar een Exel bestand waar ik kon laten berekenen in welke verhoudingen het import vaatwerk voorkwam in de onderzochte steden. Hier kon ik dan een grafiek van maken.
Maar een grafiek zoals hierboven zegt misschien niet zo heel veel. Als je ook goed kijkt in de grafiek zie je dat ik van sommig vaatwerk alleen een regio kon vaststellen en van andere soorten vaatwerk zelfs een stad waar het werd geproduceerd. Om toch een duidelijk overzicht te krijgen waar het vaatwerk van afkomstig was ben ik het gaan plotten op een kaart. Hiervoor maakte ik gebruik van een open source GIS-programma genaamd Q-GIS. Gis staat voor een geografisch informatiesysteem
Met behulp van Q-Gis kon ik de onderstaande kaarten maken. Deze kaarten zijn afkomstig uit mijn scriptie en mogen dan alleen gebruikt worden als er ook verwezen word naar mijn master scriptie. Dus mocht je de kaarten willen gebruiken voor een werkstuk, doe me een berichtje en ik stuur je een link naar mijn scriptie.
Kaarten en resultaten
Hier boven kan je een heel aantal van de kaarten die ik heb gemaakt voor mijn scriptie. In de eerste kaart zie je de ligging van de onderzochte steden. Zutphen was onderdeel van het hertogdom Gelre, Dordrecht was onderdeel van het graafschap Holland en Deventer en Oldenzaal waren onderdeel van het bisdom Utrecht. En dit is belangrijk omdat vorsten van de gebieden waar de steden in lagen een belangrijke rol speelde bij de economie.
Vaatwerk uit het Rijnland
Op basis van mijn database kon ik een paar leuke uitspraken doen. Van al het vaatwerk uit Zutphen was 37% afkomstig uit het Rijnland. In Deventer maakte het vaatwerk uit het Rijnland 13% van al het vaatwerk uit. Dit is een best groot verschil en hoe dit komt is één van de grootste onderwerpen van mijn scriptie.
In een vorig artikel ben ik uitgebreid ingegaan op de handel met het Rijnland, hier zal ik een korte samenvatting geven.
Het vaatwerk uit het Rijnland werd vervoerd via schepen over de Rijn. De lokale landheren hieven tol namens de keizer. De tolkamer waar de meeste tol werd geheven was de tolkamer van Lobith. Deze tolkamer lag in het hertogdom Gelre.
De hertog van Gelre wil er voor zorgen dat het met de steden in zijn gebied economisch gezien zo goed mogelijk gaat. En het was Zutphen die in het hertogdom Gelre lag.
Wat ook mee speelde was dat de hertog van Gelre en de bisschop van Utrecht constant met elkaar in conflict waren. En ze elkaar op iedere mogelijke manier dwars probeerde te zitten, dus ook door economisch hun eigen steden voor te trekken.
Wel of geen handel met Keulen
De handelaren uit Zutphen hoefde geen tol te betalen over de producten die zij invoerde vanuit het Rijnland. Hierdoor konden zij dus veel goedkoper het luxe vaatwerk uit het Rijnland importeren terwijl handelaren uit Deventer wel de volledige tol moesten betalen. Tegenwoordig nomen we dit oneerlijke concurrentie, toen was het een slimme truc om je rivaal dwars te zitten.
Iets anders dat opviel dat was dat het vaatwerk uit het Rijnland dat afkomstig was uit het Aartsbisdom Keulen niet in Deventer of Oldenzaal werd aangetroffen. Hierdoor heb ik opgeworpen dat de handelaren uit het bisdom Utrecht geen handelscontacten hadden met het Aartsbisdom Keulen.
Dit is een voorzichtige conclusie en verder onderzoek is nodig. Maar het viel wel op en in mijn scriptie, maar ook hier, roep ik op om hier verder onderzoek naar te doen. Het gaat dan om de aanwezigheid van vaatwerk (vooral steengoed) uit de productie centra Keulen, Frechen en Bruhl daterend uit de periode 13e tot eerste helft 15e eeuw in steden uit het bisdom Utrecht.