Het word al weer herfst. De dagen worden korter en de avonden en nachten kouder. En dus gaan de centrale verwarming aan en komen er truien uit de kasten. Maar hoe bleef je warm in een tijd waar er geen centrale verwarming was? En specifieker hoe bleven de mensen in de 17e en 18e eeuw warm? In dit artikel ga ik in op het onderwerp warm blijven in de 17e en 18e eeuw.
Het word nu iederedag weer iets eerder donker en dat betekend dat we de herfst en straks de winter in gaan. En dus komen de truien uit de kast en gaat de centrale verwarming weer aan. In dit artikel wil ik jullie meenemen naar de 17e en 18e eeuw en met jullie kijken naar hoe de mensen zich toen warm hielden. De centrale verwarming was nog niet uitgevonden en ook de issolatie van huizen was nog niet zo goed als vandaag de dag.
Kleding als eerste wapen tegen de kou
Tegenwoordig zijn alle huizen ook in de winter verwarmd naar een comfertable 20 tot 22 graden. Hierdoor is een lekkere warme trui fijn om te dragen in het hartje winter, maar niet echt noodzakelijk. Vroeger was de kleding die men droeg hun eerste verdedeging tegen de kou.
In de 17e en 18e eeuw droegen zowel mannen als vrouwen meerdere lagen kleding om warm te blijven. Doordat je laagjes stof overelkaar heen legt blijft er een klein laagje stilstaande lucht tussen de stoffen zitten. Stilstaande lucht is een perfecte isolatie.
De eerste laag die werd gedragen was een hemd of onderjurk. Deze werd vrij regelmatig gewassen omdat deze het zwerd en vuil van de huid opnam. De kleding die over het hemd werd gedragen werd minder gewassen omdat deze niet in direct contact kwam met de huid.
Vrouwen kleding
Vrouwen droegen een corset over de onderjurk heen. En corsetten worden in serie’s en films vaak afgebeeld als onconfortable en zelfs pijnlijk, maar dat is niet (helemaal) juist. Een corset zorgde niet alleen voor de “gewenste” vorm maar ook voor ondersteuning, net als tegenwoordig vrouwen bh’s dragen.
Over de onderjurk en corst werden verschillende onderrokken gedragen. De onderrokken zogde voor meer warmte en de gewenste vorm van de jurk. Als laatse werd de jurk in losse delen gedragen. Vaak was de rok los van het lijfje. Het lijfje werd gevormd door berleinen (walvis botten) en vaak konden de mouwen hier los op worden gezet. Als laatse droeg een vrouw vaak kouzen van wol of zijden met leren schoenen.
Mannen kleding
Mannen daarin tegen droegen over hun shirt een soort vest dat een justacorps hete. Over dit vest droegen de mannen een jas. De mannen droegen een broek tot over de knie met daaronder kousen van wol of zijden. Met schoenen met vaak een hak die we tegenwoordig meer zouden verwachten onder een vrouwen schoen.
Een laatse leuk detail om te vertellen over de kleding in deze periode is dat de heren kousen vaak werden versierd met een borduursel. Op damens kousen kwam dit bijna niet voor, omdat de kousen van de damens altijd verscholen waren onder al hun rokken terwijl de kousen van de heren voor iedereen te zien waren.
Warmen bij het vuur of de kachel
Voor een lange tijd verwarmde mensen zich aan een open vuur op de vloer of bij een vuur in de wand. In de middeleeuwen kwam de eerste gesloten kachel op. Een gesloten kachel had verschillende voordelen. Je had geen last van de rook die wel van een open vuur komt. Daarnaast verdeeld een kachel de warmte beter waardoor je minder brandstof nodig had om de zelfde aangename temperatuur te bereiken.
In de afbeelding hieronder is een kachel te zien uit de 16e eeuw. Een kachel was niet iets dat iedereen kon veroorloven. Zoals bij zoveel dingen was het de adel die als eerste de kachels gingen gebruiken in hun woningen. Rijke handelaren gingen zich steeds meer spiegelen aan de adel. En op die manier deed de kachel zijn intreden in de huizen in Nederland.

De stoof als persoonlijke verwarming
Als de extra lagen kleding niet meer voldoende waren en je niet de hele dag bij de haard wou zitten kon je gebruik maken van een stoof. Een stoof was een soort persoonlijke verwarming. Een stoof was een houten of kramieken doos waar een aardewerken vuurtest met smeulende kolen in werd gezet.
Hiernaast zie je een meisje op een stoof zitten met daarin een vuurtest. Het zijn deze vuurtesten die we het meeste tegen komen tijdens archeologische onderzoeken. Hieronder is een 18e eeuwse vuurtest afkomstig uit van een opgraving uit Harderwijk.


Vooral in de winters in de 17de eeuw kon het heel erg koud worden. Deze periode wordt ook wel de kleine ijstijd genoemd. De huizen konden erg vochtig zijn waardoor de gevoelstemperatuur nog lager was. Als je in de 17de eeuw het geld ervoor had zat je als vrouw met je voeten op een stoof een kopje warme thee te drinken. En zo kwam je de winter door.
Wat vinden we terug
Als archeologen vinden we vaak veel kleine puzel stukjes waar we uiteindelijk het leven van de mens aan kunnen herleiden. Voorwepen van aardewerk vinden we vaak terug. Dit komt omdat aardewerk waneer het kappot is niet meer gerepareerd kan worden. Ook vergaat aardewerk niet in de bodem. Terwijl voorwerpen van hout in de Nederlandse bodem kunnen gaan rotten. Metalen voorwerpen zijn dan weer gevoelig voor roest.
Als we het heben over het verhaal van verwarmen vinden we vooral de kageltegels terug en niet de hele kachel. Maar als we geluk hebben vinden we ook haartplekken terug omdat verkoold hout wel heel goed bewaard blijft in de bodem. Zoals hierboven benoemd staat vinden we voorwerpen van aardewerk ook veel en goed terug in de bodem. Kleding daar in tegen vinden we minder en als het word gevonden dan is het heel erg bijzonder. Stof vergaat ook makkelijk in de bodem dus als er resten van kleding worden gevonden is dat vaak onder water.